Dag 12: De Terra Cotta Warriors, en wat daarna kwam

We zijn nu op het punt beland dat we van dag tot dag nauwelijks meer kunnen terughalen wat we gedaan en gezien hebben, en met halfdoorwaakte nachten en wekkers in het holst van de nacht zijn onze geheugens bij tijd en wijle zo lek als een mandje. Zelfs zondag 23 september is daarop geen uitzondering... wat gaan we ook al weer doen vandaag? Oh ja, natuurlijk! Het terracotta leger! HET TERRACOTTA LEGER!!!!! Waar we al zoveel over hebben gelezen toen we een paar jaar geleden een aan deze 'Chinese warriors' gewijde tentoonstelling bezochten in het Drents Museum, waar we documentaires over hebben gezien op National Geographic Channel, en waar we ons al weken en weken op hebben verheugd en naar toe geleefd hebben! Er is een enorm complex gebouwd rondom en boven de vindplaatsen van de terracotta soldaten, modern, mooi en totaal niet protserig. Van de parkeerplaats tot 'pit 1' is een stukje wandelen. Gids Hiu Xi weet een weg door een prachtig park, aangelegd op de plek waar tot voor kort de parkeerplaats was. We horen vogels in plaats van het onafgebroken getoeter van auto's en brommers en genieten van de weldadige rust. Een betere aanloop tot waar we heen gaan is nauwelijks denkbaar. Het bestijgen van de trap naar de ingang van Pit 1 ervaren we alledrie alsof we een heel bijzonder heiligdom gaan bezoeken. Marjon, Annet en de gids zijn al binnen, ik stel het moment van de eerste blik nog even uit, en ga dan bijna hollend naar de balustrade van waaruit je zicht hebt op de vele honderden van klei gemaakte keizerlijke gardes. Het overtreft zelfs de meest hooggespannen verwachtingen. Daar staan ze, in het gelid, bezig met het uitvoeren van hun taak: keizer Qin bewaken in zijn eeuwige slaap. Het zijn gestolde levens, deze ruim 2200 jaar oude, geüniformeerde mannen die met dode ogen in de verte staren. Ze lijken op elkaar, en toch zijn de gezichten en lichaamshouding nooit helemaal identiek - we raken niet uitgekeken. Halverwege de enorme hal begint het 'Terracotta Warrior Hospital'. Hier staan beelden die met veel zorg en kundigheid in elkaar zijn gezet met de talloze restanten uit de opgraving. Van sommige ontbreekt een arm of een hoofd, een enkel hoofd zit vol gaten waarvoor kennelijk nog geen passende puzzelstukjes zijn gevonden. De lemen voeten van de beelden staan ingepakt in plastic, alsof ze overschoenen aan hebben. Achter het hospitaal bevindt zich het restauratieatelier. Aan tafels en bureaus wordt hier gewerkt aan de meest omvangrijke jigsawpuzzel uit de geschiedenis. Aan stukjes geen gebrek... Pit 2 ligt een stukje verwijderd van Pit 1. De beelden die hier gevonden zijn liggen op veel grotere diepte, een teken dat het hier belangrijke personages betreft. Hoge officieren moeten het zijn geweest, maar de meeste zijn hun tocht door de historie niet heelhuids doorgekomen. In wat het officiersverblijf genoemd wordt liggen stukken van mensen en paarden schots en scheef door elkaar, en ook de plek waar deze militairen hun religie beleefden ziet er zo uit. Maar in het middengedeelte staan vier paarden met wagenmenners erachter, helemaal compleet, klaar om de kazerne te verlaten. Pit 3 is weer op een heel andere manier indrukwekkend. Hier is nog heel veel niet opgegraven - de houten dakspanten waaronder dit legeronderdeel zoveel duizend jaar heeft gestaan zijn ingezakt, de lemen dakbedekking heeft de soldaten begraven. We zien een berg aarde - het is het materiaal dat vrijkomt bij het opgraven. Het wordt gebruikt voor de handmatige fabricage van de modellen die in de souvenirshop worden verkocht. In sommige uitgegraven sleuven zien we paarden zonder hoofd, scheefgezakte soldaten, tot hun middel compleet. Ergens staan drie paarden naast elkaar, alsof ze wegrennen voor iets. Het ziet eruit als een slagveld vol gesneuvelden, dramatisch en indrukwekkend. Later vertelt de gids dat het terracottaleger ooit ten prooi gevallen is aan plunderende invasietroepen. Keizer Qins leger werd in de dood alsnog verslagen. We bezoeken het museum, waar binnen trots een enorm embleem van Unesco World Heritage is aangebracht. Het museum huisvest een schitterende collectie kostbare voorwerpen afkomstig uit heel China, gemaakt in dezelfde tijd als de terracotta soldaten, en verwonderen ons over de adembenemende schoonheid van de ornamenten waarmee wagens, wapens en uniformen werden versierd. Het zijn voornamelijk dierfiguren, sommige met ongelofelijk oog voor detail tot miniatuurformaat teruggebracht. Liefdevol, is het woord dat we ervoor vinden. Moe maar intens gelukkig - vergeef me het cliché, maar zo voelden we ons echt! - rijden we terug naar Xi'an. We besluiten de dag in een dumplingrestaurant, waar we ons door 17 verschillende gestoomde, gebakken en gekookte dumplings heen eten, de een nog lekkerder en mooier dan de ander tot we bijna omrollen. Het straatleven in Xi'an is om half tien nog in volle gang, zien we als we naar ons hotel teruglopen, maar onze energie is nu echt op. Was het werkelijk pas vanochtend dat we om 1/2 7 uit de trein stapten?

Dag 11: Met de nachttrein naar Xiàn

De nachttrein naar Xiàn, terwijl ik dit schrijf zitten we er in. Heel knus met ons drieën in een softsleeper, hoewel we volgens onze tickets (met dank aan de gids...) in twee coupés hadden gemoeten, en bovendien in twee bovenbedden en één onderbed. Precies wat we dus níet gevraagd hadden. Gelukkig is het helemaal niet druk en maakt de keurig in uniform gestoken treinstewardess er geen probleem van. We hebben water, sapjes, koffie en thee, zoutjes en zoetjes en zelfs banaantjes en sinaasappelen, de bedden zijn verschoond en wij hebben goede zin, dus wij komen de nacht wel door! Gids 'you can call me Andy' had ons op het station met alle bagage door de meest afzichtelijke mensenmassa naar de wachtkamer geloodsd en deelde daar vervolgens mee dat hij ons verder aan ons lot zou overlaten omdat de auto waarmee hij ons de afgelopen dagen naar de bezienswaardigheden had gebracht, door een nieuwe regeringsmaatregel na 8 uur 's avonds niet van de snelweg gebruik mag maken... 'Dit is jullie treinnummer, daar staat de tijd, en op jullie ticket staat de coupé en de plaatsnummers. Goeie reis verder', en weg was-ie. Nou kunnen drie gisse, volwassen vrouwen best op reis zonder te verdwalen, dus toen we gewaarschuwd werden dat de deuren naar ons perron 6 open zouden gaan sleurden we de reistassen via de roltrap naar de trein en ontdekten daar dat het zitplan niet geheel naar wens was. Maar dat is nu opgelost, we snellen door de nacht richting het Terracottaleger! Correctie: twee uur na vertrek blijkt de trein toch helemaal vol te lopen, moet Annet naar de coupé naast ons (gelukkig zijn haar coupégenoten vriendelijke Franse meisjes, en Annet spreekt vloeiend Frans) en hebben wij strijd moeten leveren om in elk geval onze benedenbedjes te behouden, en zitten nu met een Française en haar Chinese gids die alleen maar kan uitbrengen 'dat we dan maar de juiste plaatsen hadden moeten bespreken, dat het haar probleem niet kan zijn dat we niet bij elkaar zitten en dat we blij mogen zijn dat ze zo aardig zijn om ons beneden te laten slapen.' In de kern van de zaak heeft ze natuurlijk gelijk, maar toch. Pfff, daar gaat onze gezellige nacht en treinontbijtje. Deze dag is verder het beste te omschrijven als 'onafzienbaar' Niet de dag zélf, maar wat we zagen en waar we waren. Gisteravond arriveerden we na een heel erg lange autorit tegen 8 uur in het historische hart van Pingyao. Verrassing: de straat is sfeervol verlicht met talloze lantaarns, alle winkels zijn nog open en doen zo te zien goede zaken. De kamers in ons guesthouse De Jun Yan Ke Zhan liggen allemaal aan inpandige straatjes die uitkomen op de courtyard, kenmerkend voor deze huizenbouwstijl uit de Mingperiode. De volgende ochtend zagen we hoe het er in de Weststraat uitziet. Een onafzienbare aaneenschakeling van toeristische winkeltjes met vooral volstrekt overbodige prullaria (hoewel we natuurlijk toch voor de bijl gingen voor lieve, leuke, kleurrijke bungeldingetjes voor aan onze tassen). De mensenmenigte van de avond tevoren verscheen al snel weer in de straten, velen met zeer professioneel ogende foto-apparatuur - er is een internationale fototentoonstelling in de stad. We benutten deze zeldzame programmaloze ochtend om op eigen tempo rond te kijken, maar om 2 uur vertrokken we alweer richting Taiyuan, vertrekplaats voor de trein. Onderweg stond nog een attractie op de rol: een bezoek aan de courtyard van de Qiao familie waar de film 'Raise the Red Lantern' is opgenomen. Een ritje van een uur met op de autoweg bijna alleen maar stinkende, vieze, uitlaatgassen uitbrakende vrachtwagens in een onafzienbare rij. Nou ja, rij? Van op je eigen weghelft blijven is hier geen sprake, waardoor een autorit al gauw begint te lijken op een soort bijna-dodenrit. Wij storten van de ene hartverzakking in de andere en zijn blij als we de auto uit mogen. Tot we zien waar we terecht zijn gekomen: een koopgoot zoals we die zelfs op de meest toeristische plekken niet zijn tegengekomen. Een onafzienbare aaneenschakeling van kraampjes vol prulsouvenirs 'Made in China', en heel veel van hetzelfde, waarvan je je afvraagt hoe dat allemaal ooit van eigenaar kan verwisselen. Aan het aantal potentiële kopers zal het niet liggen - het is er idioot druk, uitsluitend Chinese toeristen zien we. Er worden zonnebloempitten geroosterd en met caramel tot snoep verwerkt, een soort gevulde koeken gebakken, houten kammen en allerlei houten gebruiksvoorwerpen gemaakt. De vergelijking met ambachtelijk matten vlechten en poffertjes bakken dringt zich op. We moeten moeite doen om onze gids in het gedrang niet uit het oog te verliezen. De Qiao Family Courtyard is een dorp dat ca. 250 jaar geleden begon als één huis en doordat meneer Qiao fortuin maakt met de fabricage van tofu, uitgroeide tot een aaneenschakeling van zes binnenplaatsen met ver in de honderd kamers eromheen. De plek stond in de omgeving bekend als het Qiao Familiedorp. Het was flink dringen om iets te kunnen zien van de inhoud van de kamers, maar er waren veel te veel mensen om de schoonheid ervan te kunnen zien - nu zagen we voornamelijk een soort openluchtmuseum waarvan we de betekenis onvoldoende op waarde konden schatten omdat we de context niet kenden. In de kamers en binnenplaats waar Raise the Red Lantern werd opgenomen zijn nog wat requisieten te zien. We hebben goed gekeken en afgesproken de film snel weer een keer te gaan zien - dat zal toch wel anders zijn. En wéér een uur rijden... verbijsterd zien we electrische fietsen, brommertjes, zwaarbeladen drie- en vierwielers, voetgangers en honden in alle richtingen de weg oversteken - 'we all cross the road' heeft hier pas echt betekenis, en dat terwijl wij in Pingyao zelf hebben ondervonden hoe doodeng dat is, zelfs in een gebied waar vrijwel alleen maar fietsen, riksha's en open minibrombusjes op straat zijn. De skyline van Taiyuan verschijnt aan de horizon ver voor we de de stad binnenrijden. 'De hoofdstad van de provincie Shanxi', weet Call me Andy. 'Drie miljoen inwoners, veel zware industrie en kolenmijnen zorgen voor enorme luchtvervuiling' (dat zien en voelen we zelfs in de auto), 'maar hier staat ook de grootste roestvrijstaalfabriek van heel China', vertelt hij trots. En ondertussen rijden we al een half uur tussen onafzienbare rijen torenhoge, supermoderne flatgebouwen in aanbouw en pafken met watervallen voor het broodnodige natuurlijke accent, en daarna over een 2 x zesbaansweg dwars door het centrum van de stad richting het treinstation. We verheugen ons op de rust van onze softsleepertreincoupé, maar dat liep dus anders. De volgende dag. Om 6.35 am rammelt de trein het station van Xian binnen. We hebben wel wat kunnen slapen, maar zijn behoorlijk gaar. Nog even opfrissen voor we de volgende nieuwe wereld betreden is er niet bij - alle sanitair is te smerig om zelfs maar in de buurt te komen, en de wc's hebben al sinds vertrek uit Taiyuan geen water. De Chinese Spoorwegen kennen hun beperkingen: per coupé is voorzien in 4 paar badslippers voor wie zich toch naar het toilet waagt. Maar goed: we hebben het overleefd, zijn opgehaald door Zhang Hui Chi aka 'you can call me JW' (die we dus wel bij zijn Chinese naam noemen), een alleraardigste, communicatieve, gastvrije, gedistingeerde man van tegen de 40. Wij mogen zelf bepalen hoe laat we weer op pad willen, dus we nemen de tijd om in ons poepchique hotel 'Bell Tower Xian' het reisstof en -zweet van ons af te spoelen en uitgebreid 'continental' te ontbijten. Desondanks vechten we tegen de slaap, maar dat zal vast snel over zijn als we straks oog in oog staan met het terracotta leger.

Dag 10: Met de auto naar Pingyao

Het is vrijdag 21 september, 15.20 uur, we rijden op een splinternieuwe driebaanssnelweg en zijn al kilometers lang zo'n beetje de enige auto. We hebben een rit van minimaal 4 uur voor de boeg, dus ik heb meer dan genoeg tijd om de belevenissen van deze dag op te schrijven. We hebben net de laatste van drie waanzinnig bijzondere bezienswaardigheden verlaten, de Muta, een 960 jaar oude houten pagode. Een 67 meter hoog bouwsel waar geen spijker aan te pas is gekomen. Gids 'call me Andy' weet te vertellen dat er 54 verschillende houtverbindingen zijn gebruikt, dat de pagode meerdere aardbevingen heeft doorstaan en in die bijna 1000 jaar niet meer dan 5% uit het lood is komen te staan, iets wat je, als je het weet, kunt zien aan de derde trans. Binnen bevindt zich een reusachtig Boeddhabeeld, rustend op lotusbladeren waarmee de Verlichte boze geesten letterlijk eronderhoudt. Het gouden gelaat, 11 meter boven ons, draagt om de met een blauwe snor en baardje getooide mond een milde glimlach en lijkt met welhaast levende ogen dwars door de wand van de pagode in de verte te staren. De wanden zijn beschilderd met misschien wel de mooiste Boeddhistische fresco's die ik ooit zag. Foto's maken is verboden, en voor het eerst - tot nu toe hing ik de domme buitenlander uit en fotografeerde toch, zij het zonder flits - besluit ik om iPhone en camera in mijn tas te laten. De herinnering aan de intense schoonheid van deze plek is ook zonder foto's onuitwisbaar. De Muta staat in Yingxiao, een lelijk stadje waar de oude bebouwing (een deel daarvan staat nog wel aan de rand van de stad) plaats heeft gemaakt voor nieuwbouw in pagodestijl, met name langs de hoofdstraten. De smetteloze buitenkant contrasteert enorm met het rommelige straatbeeld en vooral met het imposante historische gebouw. We staan voor een raadsel. We hebben vandaag al honderden kilometers afgelegd door gebieden die met elkaar wedijveren in lelijkheid, vervuiling en verwaarlozing. De couleur locale is vooral stoffig en grauw, met heel af en toe een fel kleuraccent van bloeiende dahlia's en wingerd in herfsttooi. Net als gisteren grote vlakke gedeelten, soms met bergen links en rechts van de weg, diepe erosiecanyons en veel industrie, van kolenmijnen tot steenbakkerijen en electriciteitscentrales. Nee, blij worden wij hier niet van. Het eerste traject vandaag begon al om half 8 - door de spits in Dàtóng naar de Yungangrotten, een rit van ruim anderhalf uur terwijl de motregen met bakjes uit de laaghangende bewolking viel. Boeddha's zover het oog reikt, zo zou je deze verbluffende plek kunnen omschrijven. Van de 252 in de zandstenen rotsen uitgehouwen grote en kleine grotten en nissen - in de meeste zijn Boeddhabeelden in verschillende staat van slijtage en ontbinding te zien. Sommige zijn onwaarschijnlijk goed bewaard gebleven of met grote zorgvuldigheid gerestaureerd, andere missen een hoofd of zijn zelfs nauwelijks meer als Boeddha herkenbaar. In de grootste van de grotten is de ene Boeddha nog groter dan de andere, omringd door kleinere Boeddha's, reliëfs en sculpturen. De allergrootste, Sakyamuni, staat in een grot waarvan de wanden van onder tot boven zijn beschilderd - een stripverhaal uit de 6e eeuw over de geboorte en het leven van de Boeddha. Na drie kwartier konden we de eerste van de drie excursies afvinken. Wie kan ons nazeggen dat-ie om kwart voor tien al 51.000 Boeddha's 'in da pocket' heeft... Dat moet klinken alsof we nauwelijks de gelegenheid hadden om iets in ons op te nemen, maar gids Andy houdt er rekening mee dat wij tijd willen hebben om echt goed te kijken. Op naar excursieplek twee, de Hangende Tempels van Hengshan, waar we na een uur rijden door opnieuw erg onaantrekkelijk vlak land en later een mooie bergachtige omgeving arriveren. En daar stonden we weer, met open mond. Hoog tegen de steile, bruinige rotsen hangen tempels, en ik bedoel HANGEN! Zelfs van grote afstand is te zien dat de daken ook hier gedekt zijn met het keizerlijke okergeel en van de gebruikelijke wachterbeeldjes voorzien. In de hoek van het dal rijst, als contrast, een stuwdam op die zijn overtollige water in een gigantische, luidruchtige waterval uitspuwt. De tempels zijn hier aan het einde van de 5e eeuw gebouwd, precies onder een overhang in de rotsen zodat de gebouwen beschermd zijn tegen water en teveel zonlicht - de zon schijnt op deze plek maar 3 uur per dag. Veertig kamers telt het complex, met smalle houten loopbruggen met elkaar verbonden. De hoogst gelegen is de meest bijzondere: de kamer van de drie religies. Er staan beelden van Boeddha, Confucius en Laozi, de grondlegger van het Taoisme. Marjon begint dapper aan de beklimming, maar besluit wijselijk, voor het point of no return, om zich niet hoger te wagen. Dit is inderdaad geen plek om je hoogtevrees in het akelige gelaat te moeten staren. Annet en ik mengen ons tussen de honderden merendeels Chinese toeristen en beklimmen de smalle, heel steile, met ijzer beslagen houten trappen, worden soms compleet geplet, en het volgende moment zijn we opeens alleen op een platformpje met duizelingwekkend uitzicht op de diepte onder ons. Wat ons bij andere keizerlijke gebouwen niet is gelukt, kan hier wel: de Onsterfelijke op zijn geglazuurde kopje spugen (wij doen dat niet letterijk natuurlijk, maar dat is wel de idee). Het is prachtig, indrukwekkend en toch ook spannend. We hebben trek! De bij ons excursiepakket inbegrepen lunch vindt plaats in een groot restaurant met lokale keuken. We werken rijst, soep met groene sliertjes, roergebakken spinazie, kip met komkommer en pinda's en vlees met ei in een half uur naar binnen en rijden verder. De omgeving wordt steeds minder aantrekkelijk, tot we na ruim anderhalf uur opeens de Houten Pagode boven de daken zien. Inmiddels zijn we tweeënenhalf uur verder, we rijden door mist en motregen en het begint te schemeren. Pingyao, de eindbestemming van deze dag, hebben we nog altijd niet op de borden zien staan, wel Taiyuan, waar we morgenmiddag het historische woonhuis gaan bekijken waar filmregisseur Zhang Yimou de film 'Raise the Red Latern' heeft opgenomen. Nog twee uur voor de boeg..., voorlopig zijn we er nog niet.

Dag 9: Met de trein naar Dàtóng

Vandaag, 20 september, we zijn nu precies een week in China, begint onze rondreis langs een aantal superhighlights, stuk voor stuk opgenomen in de Unesco World Heritage canon. We gaan deels per trein, zowel overdag als 's nachts, en hebben ook twee binnenlandse vluchten op het programma. Het tweede deel van onze Chinese avonturen eindigt op 26 september in Guilin, waar het bruidspaar ons van het vliegveld zal komen afhalen. Maar zover is het nog niet. Vandaag is het reveil om half zeven. De laatste spullen moeten nog worden ingepakt, documentatie over Datong, onze eindbestemming, nog snel van het internet geplukt en om 9 uur zullen we worden opgehaald door de lokale reisbureaumeneer of -mevrouw die ons naar de trein zal brengen. Nog voor 9-en zitten we al bepakt en bezakt en ruim voorzien van reisfoerage in de taxi en begeven we ons door de ochtendspitswaanzin naar het Beijing Western Train Station. Na 40 minuten bereiken we het supermoderne maar wel van pagodevormige daken voorziene gebouw. No-name guide haalt onze treintickets en stalt ons met bagage en al in de wachtzaal (het woord wachtkamer is hier niet van toepassing), waar we het wachten bekorten met cappuccino's voor Marjon en Annet (na het slootwater dat onder de naam koffie bij het ontbijt te tappen was zijn de meisjes hard toe aan een fatsoenlijk bakkie troost) en voor mij groene thee in een Chinese take-away theebeker, een listig ding met draagbandje en afklikbaar (en afsluitbaar) deksel met ingebouwde theezeef. Om tien voor 11 verschijnen onze trein + vertrekplatform op het bord. In treinstel 11, coupé 3 hebben we de plaatsen 9, 10 en 11, plaats 12 wordt bezet door een Chinese meneer die al snel verkast naar de buurcoupé - voor hem en voor ons wèl zo gezellig en gemakkelijk. Ons rollende huis voor de komende uren is een 'soft-sleeper', vier met keizerlijk brokaat beklede bedbanken voorzien van hoofdkussen en opgerolde dekbedden en met Chinees tapijt op de vloer. Op het tafeltje een wit kleedje en voor het raam een takje kunstprunus in een vaasje. Twee minuten te vroeg (!) sukkelt de trein het station uit. Tot onze verbazing zijn we na een kleine 40 minuten al helemaal weg uit §de stad en doemen de eerste bergen op aan de horizon. En waar bergen zijn, zijn ook tunnels: we zitten het eerste uur meer in het donker dan dat we uitzicht hebben. Maar wát we zien is van een ongekende, ruige schoonheid. Donkerbeige, grillige, aan de bovenkant begroeide rotsen zoals je ze kent van Chinese prenten, rivieren, stuwmeren, eenzame boerenbedrijfjes en zelfs hier en daar met keizerlijk geel geglazuurde pagodetjes zomaar in het landschap, maar ook enorme viaducten en wegen. Soms denken we de Chinese Muur te zien, maar wegen lijken nog net zo over de toppen van de bergen te worden aangelegd als toen die gebouwd werd. We inspecteren de WC (type hurkplee met het verzoek 'please flush bywater'), vullen de roestvrijstalen thermoskan met kokend water en maken het ons gemakkelijk. Annet doet een tukkie in het bovenbedje, wij kijken naar buiten waar het landschap na twee uren reizen plotseling vlak geworden is (hoogvlakte?). Het is agrarisch gebied met fruitboom- en wijngaarden, vergeelde en leeggeoogste maïsvelden en nieuwbouw. De eerste stop is een vrij grote stad en spoorwegknooppunt. We missen de kaart van China - we hebben geen idee waar we zijn. 13.15 uur: we lunchen met cup noodles. Mijn keuze zit volgens het plaatje vol met flinke stukken kip, shiitake en gojibessen, die van Marjon is minstens zo extra goed gevuld met enorme blokken rundvlees. Maar wij zijn geen kniesoren, het is lekker en warm en we eten IN DE TREIN ERGENS MIDDEN IN CHINA! Hoe cool is dat! Inmiddels zijn de wolken verdwenen, de zon schijnt volop op de velden en de dorre, nagenoeg kale bergen ten noorden van het spoor. Echt hard gaat het niet - we hebben alle tijd om foto's te maken. Strategisch tegen een helling gebouwd: een paleis (?), een toren, pagodes. Mijn maxizoomende camera pakt er, ondanks de behoorlijke vieze ruit, toch wat van mee - benieuwd of we erachter kunnen komen wat het was. We naderen het mijnengebied waar Dátong middenin ligt. De schoonheid van het eerste deel van het traject is weg - hier is het stoffig, kleurloos, met lelijke bakstenen oud- en nieuwbouw, zowel woonhuizen als fabrieken. We vermoeden dat hier verwerkt wordt wat er in de buurt uit de grond gehaald wordt. Kolen, vooral. Een kerncentrale met maar liefst 8 koeltorens en schoorstenen die allemaal rook uitbraken, maar ook een okergele moskeekoepel, vele malen hoger dan de bebouwing eromheen. Een echt station met een naam in leesbare letters! Zhangjiakou heet het hier, gespeld als Zhang Jia Kou Nan, vier karakters. Daarbuiten: meer onafzienbare lelijkheid. 'Er is werkelijk niets gezelligs aan', zegt Marjon. We speuren naar dieren, maar verder dan wat geiten, een varken, een kudde geschoren schapen en duiven op de electriciteitsdraden komen we niet. Alleen de treurwilgen langs het spoor binnen de bebouwde kom doen nog een beetje denken aan gisteren. Ook dit is China. 15.45: nog anderhalf uur tot we in Dàtóng arriveren. Gele, lichtblauwe en witte wilde bloemen op de glooiende hellingen waar het spoor zich doorheen slingert! Hier heeft de natuur het, althans op het oog, weer even van de mens gewonnen. In elk geval lijkt er een soort harmonie tussen wild en gecultiveerd te bestaan. Het is een wonderlijk landschap, met ondiepe, geërodeerde canyons waar her en der vee graast en aan de rand van de maïsvelden vogelverschrikkers staan - houten staketsels met afgedankte kledingstukken, maar zonder hoofd. Zien we echt lemen huisjes? We zijn ze voorbij voor we er erg in hebben. De kleur van het landschap doet denken aan Afghanistan... althans, zoals we dat op tv zien - verschillende tinten geelbruin, en alles is nog vlakker van kleur doordat de zon weer weg is. Ongelofelijk hoe snel zo'n treinreis van 6 uur voorbijvliegt, terwijl het tempo echt niet hoog ligt. Terwijl de trein opnieuw een station binnenrijdt, Tian Zhen, gaan we onze spullen bij elkaar zoeken en gaan de sokken weer uit en de schoenen aan. In het gangpad wordt het tapijt opgerold. Het einde van de reis nadert! Dàtóng is niet de meest aansprekende stad, to say the least. De buitenwijken zijn slums, de wijk rondom het station is een verzameling rotzooierige winkeltjes, en zodra je daar 1 kilometer vandaan bent, lijkt de halve stad achter schuttingen te staat waarachter enorme flatgebouwen verrijzen terwijl de oorspronkelijke hutong-achtige bebouwing voortvarend wordt gesloopt. Nee, dan ons hotel... Dàtóng International is een kolos met vele honderden kamers. In de wijdse lobby met marmeren vloer en veel chique goudbeslag zit op een verhoging in het midden een meisje piano te spelen vanaf haar iPad. Onze kamer op de 7e verdieping heeft een fascinerend uitzicht op een blinde muur, geen wifi op de kamer en vooral bijna geen licht - twee bedlampen en een spaarlamp op het bureau. Maar wel 2 keiharde, kingsize bedden, 4 sprinklers en een rookmelder, dàt dan weer wel. Na een hele dag sporen en met de zware bagage eerst vele trappen af en daarna evenzovele weer op om het station uit te komen is dat niet helemaal wat we hadden gehoopt en verwacht. Maar morgenochtend vertrekken we al op 7.45 uur, dus erg veel last zullen we er niet van hebben. Nu snel naar de lobby om dit verhaal te uploaden en even naar buiten om een hapje te eten, en vroeg slapen! Note to self: straks een kaart van China downloaden in de lobby, waar we wel wifi hebben.

Dag 8: Afscheid van Beijing

Dag 8: Afscheid van Beijing Onze laatste dag alweer in deze waanzinnige, geweldige, chaotische, prachtige megastad. Ons dagplan was het BeiHai-park, ten noordwesten van de Verboden Stad aan de 'noordelijke zee' (lees: meer) gelegen. De aanleg van het park begon al in de 10e eeuw AD en werd door volgende dynastieën steeds verder uitgebreid en verfraaid. Keizer Qianlong, telg uit de Mingdynastie zette het werk van zijn voorgangers met smaak en zeer voortvarend voort. Wat hij naliet is een beeldschone plek met heuvels, bruggen, paviljoens, tempels, zorgvuldig aangelegde 'natuurlijke' paden en prachtige uitzichten. Na de waanzin van het stadsverkeer - een permanente zelfmoordpoging van iedereen die besluit van het trottoir af te gaan dan wel gemotoriseerd op de rijweg te verblijven - is het park een oase van rust en frisse lucht, met eeuwenoude, weelderig treurende treurwilgen langs de oever en keizerlijke gebouwen overal waar je kijkt. Wie erin wil moet toegang betalen (lokale 60+-ers mogen voor niets naar binnen), daarna is het park van iedereen. Er wordt gedanst, gevliegerd, gezeten en gepraat, gepicknickt en met roeibootjes gevaren. Omdat we al om kwart over tien in het park waren was het nog heel rustig, de toeristenhordes komen, hebben we deze week ervaren, pas 's middags. We hadden, ongelofelijk, het park bijna voor onszelf, een cadeautje op deze laatste dag. Geen haast en maar een paar dingen die we beslist niet wilden missen, zoals het Jade-eiland, de witte 'dagoba' en de 'Muur met Negen Draken'. Het 'Jadebloemeiland', ontstaan toen het meer werd vergroot en uitgediept, is door een witte marmeren brug met het vasteland verbonden. De grootste van de Boeddhistische tempels in BeiHai park is de Dagoba, een 36 m hoge, in 1651 gebouwde Tibetaanse stoepa die op het hoogste punt van het eiland boven de omgeving uit torent. De beklimming voelt haast als een bedevaart: steile trappen (dappere Marjon, ze liet zich niet kennen en is helemaal boven geweest!), op vele plaatsen Boeddha's waar nog altijd eer aan wordt bewezen, en op het hoogst bereikbare punt een vrijstaande, kleine ruimte, aan de buitenkant van onder tot boven bedekt met geglazuurde reliëftegels met kleine boeddhafiguren en binnen een grotere bronzen Boeddha. Een gewijde, indrukwekkende plek die we lang in ons geheugen zullen bewaren. Dat het Boeddhisme nog springlevend is bewijzen de bomen bij de tempels waar talloze rode gebedswensen in zijn gehangen. We kochten kaartjes voor de ferry naar het vasteland aan de overkant, maar maakten de overtocht (7 minuten varen...) pas nadat we hadden geluncht in het FangShan restaurant, gevestigd in een schitterend oud gebouw dat onderdeel is van de Lange Wandelgang langs het water, waar we bediend werden door ranke meisjes in traditionele klederdracht, compleet met hoofdtooi en houten schoentjes. Wandelend langs de oever volgden we het geluid van muziek. In het Paviljoen van de Vijf Draken, 5 in het meer gebouwde, ook weer geheel keizerlijk versierde paviljoens, werd Chinees karaoke beoefend: onder begeleiding van een geluidsband wordt er gezongen door vrouwen met vaak fantastisch mooie stemmen, terwijl op de bankjes in de paviljoens mensen ontspannen zitten te luisteren. Een oude man danste in zijn eentje, ik denk dat het bewegingen uit de Chinese opera waren, later werd zijn plaats ingenomen door een oudere vrouw die zo uitnodigend en aanstekelijk danste dat ze al snel gezelschap kreeg van anderen. We hebben er wel 45 minuten gezeten, heerlijk in de koelte genietend van China zónder toeristisch oogmerk. Heel bijzonder, onopgesmukt, zo vanzelfsprekend, zo niet bedoeld om te imponeren. Een mooier afscheid hadden we ons niet kunnen wensen. Gewone mensen die hun gewone eigen mensendingen deden en ons daar gul in lieten delen. En toen was het toch tijd voor de laatste stop... de Muur met de Negen Draken, waarop, behalve de 9 enorme geglazuurde reliëfdraken per kant, in totaal 635 draken zijn te tellen. Een van de eerste foto's die Jacob mij van zijn Jing liet zien is hier gemaakt. De details van hoe we thuis zijn gekomen zal ik jullie besparen, maar probeer je voor te stellen dat je in het spitsuur (het was pas kwart voor vier...) een taxi probeert aan te houden op een vierbaanssnelweg dwars door de stad en dat de chauffeur die uiteindelijk stopt a) de stad niet lijkt te kennen en b) geen kaart kan lezen... We deden nog wat boodschappen voor de treinreis van morgen, en sloten de dag af bij ons stamrestaurant met, dat moest toch wel, Pekingeend. Ik had nooit gedacht dat ik dit zou kunnen zeggen, maar na deze week weten we het zeker: we zullen Beijing missen!

Dag 7: De oude en de nieuwe keizer

Dag 7: De oude en de nieuwe keizer Wat we de afgelopen dagen zagen van het keizerlijke China was buitengewoon indrukwekkend. Vanwege de bovenmenselijke maat van alles waarmee de vorsten en hun familie zich omringden, de ongegeneerde zelfverheerlijking, de ongebreidelde regelzucht waar iedereen, ongeacht zijn sociale status, mee te maken had, maar ook vanwege de ongekende schoonheid, of dat nu een park, een brug, een bronzen of marmeren beeld, een pagode of woonvertrek is. Maar toen we vanochtend de Verboden Stad binnengingen realiseerden we ons dat van al het bovenstaande een overtreffende trap bestaat. We waren de dag begonnen op het Tiananmenplein. Zinderend heet, blikkerend in de felle zon, een enorme witte vlakte die alleen via een strenge veiligheidscontrole betreden kan worden. Zoon Jacob had ons aangeraden het hele plein om te lopen, maar wie, zoals wij, het maosoleum wil bezoeken en met eigen ogen de Grote Roerganger in zijn eeuwige slaap wil zien, heeft geen keus: het enige dat mee naar binnen mag is een paspoort (dat wordt gecontroleerd!), de portemonnee en de mobiele telefoon. Alle overige bagage moet worden afgegeven. Bij de oversteekplaats naar de consigne werd, onder onze ogen, Annet door een Chinees in nogal officieel uitziend pak bij de arm gepakt en door het verkeer geloodsd, met ons hollend in haar kielzog. Binnen wist de man zonder pardon de rij wachtenden te omzeilen, onze tassen af te geven en incasseerde daarvoor ongeveer twee euri. Hij blij, wij blij! We schoven aan bij de rij maokijkers die, al dan niet voorzien van een onderweg gekochte witte chrysant in cellofaan, in vlot tempo en in doodse stilte het mausoleum betraden. Praten en foto's maken zijn er strict verboden - een man achter mij had stiekem toch gefotografeerd en werd door een van de vele toezichthouders gesommeerd om de foto onmiddellijk te wissen. In de eerste ruimte werden de bloemen in een console gestoken, en via een gangetje sta je dan opeens voor de baar met de gebalsemde Mao Ze Dong. Of het 'm echt is doet er niet toe (het kon net zo goed een wassen beeld zijn). Het is een relikwie waar geen Chinees emotieloos aan voorbij kan gaan, was onze indruk. Ik bedacht me dat er misschien niet eens zoveel verschil is tussen de keizers van het precommunistische tijdperk en hen die daarna kwamen. Ook hier imposante gebouwen die gewone mensen tot nietige wezens maakten en een mate van regelzucht die ieder voorstellingsvermogen tart. Degene die regeert deed het denkwerk, het volk had geen keus dan het te accepteren. Maar misschien kon dat niet eens anders in een zó enorm land met zóveel inwoners... En dan de Verboden Stad. Rondom ligt een 52 meter brede gracht, daarachter een hoge, Chinees rood gesausde muur, waardoor de 'Forbidden City' ook een 'Forbidding City' wordt. Opnieuw werden we van de straat geplukt, ditmaal door een allervriendelijkste jonge vrouw die ons via een oostelijk van de hoofdingang gelegen kleinere toegang het terrein op bracht, in ruil waarvoor we een tentoonstelling met mooie Chinese traditionele schilderkunst moesten bezoeken. Verrassing... Waar we chaos en drukte hadden verwacht heerste rust en stilte, was het lommerrijk en koel. Tussen de cypressen slenterden we richting de kaartverkoop, maar ook daar viel het mee, en wonderbaarlijk genoeg bleef dat zo. Niet dat er geen groepen waren die zich verdrongen voor de ramen van de keizerlijke paleizen - je kunt nergens in, moet alles van buiten bekijken -, maar zelfs dat went, mits je je niet te beleefd opstelt, natuurlijk, want anders kom je nooit vooraan te staan. De eerste van de 800 gebouwen op het 1 miljoen m2 metende, rechthoekige terrein zijn paleizen, de échte Verboden Stad, daar waar de keizers en hun familie (en concubines...) woonden ligt daarachter. Vanaf het laatste bordes kijk je uit over een zee van keizerlijk okergeel geglazuurde daken, waaronder zich 9000 kamers bevinden - alles in de Verboden Stad is duizelingwekkend. Maar als je eenmaal tussen de huizen wandelt - ook hier weer prachtige namen als het Paleis van de Aardse Rust, de Hal van een Vreugdevol Lang Leven, de Hal voor Karakterbouw of het Paviljoen van de Geurige Wolken - kom je ogen te kort. We zagen de keizerlijke bruidssuite waarin op een verhoging een met een goudgele zijde gedekt troonledikant staat, en twee deuren verderop de weelderig uitgedoste haremvertrekken. Lopen deed men niet - wie ergens heen wilde liet zich dragen. Op alle daken staan de keizerlijke wachtertjes, de Onsterfelijke voorop, gevolgd door zijn menagerie van fabeldieren. Hoe belangrijker het gebouw, hoe langer die stoet. Draken zijn werkelijk op álles aangebracht: van hang- en sluitwerk op deuren en ramen tot felgekleurd geschilderde friezen en tegeltableaus. Maar ook leeuwen zijn zeer aanwezig, en altijd in paren, ying en yang. De leeuw, yang, met de rechtervoorpoot op een wereldbol, ying, de leeuwin heeft onder haar linkervoorpoot een op het rugje liggend speels welpje. Kraanvogels en schilpadden, symbolen voor een lang leven, zijn op vele plaatsen te zien. We hadden nog uren in de Verboden Stad kunnen doorbrengen, maar de intercom laat om 1/2 5 weten dat de poorten om 5 uur sluiten. Onderweg naar de Shenwu poort aan de noordkant kwamen we door de keizerlijke tuin. Van de 7000 m2 waarop volgens een klassiek Chinees stramien paviljoens, wandelpaden en bijzondere rotsformaties en inmiddels vele honderden jaren oude cypressen staan, konden we maar een heel klein stukje bekijken, maar wat we zagen paste in de totaalindruk: hier is álles bedacht, overdacht, doordacht. Het enige leven dat zich hier niet laat sturen zijn de bomen, al zijn ook die getooid met door mensen verzonnen namen. We hebben heel veel foto's gemaakt, anders is het nauwelijks te bevatten wat we hier hebben gezien en ervaren. Een kleine selectie volgt.

Dag 6: Achterstevoren

We zijn weer thuis (in ons hotel), na een oververrukkelijke maaltijd bij ons stamrestaurant om de hoek. Wat een feest is het om daar te eten,alles is zo lekker en iedereen doet zo ongelofelijk haar best om het ons naar de zin te maken en ons te begrijpen (en wij hen). Reuze handig om dan een WatenhoezegikhetinhetChinees bij de hand te hebben, gaat toch makkelijker dan alleen gebarentaal en glimlachen. Zo kwamen we erachter dat Marjons favoriete gerecht van de avond, verslavend lekkere krokant gefrituurde stukjes buikspek met pruimensaus 'jiao liu vou pian' heet. Verslavend lekker zijn ook de gefrituurde sperzieboontjes met sichuanpeper, koude paddestoeljuliënne met knoflook en zwarte peper en gebakken komkommer trouwens ook. We eindigden de maaltijd met wat op de kaart staat als 'steamed pancake', luchige gele cake zonder boter , die je eet met gecondenseerde melk als dipsaus. Gezien bij de mensen aan de tafel naast ons, waarna Annet én Marjon door een onbedwingbare behoefte werden overmand. De helft is meegegaan in een doggie bag (doet iedereen hier), en is heerlijk bij het ontbijt. En dat terwijl de dag met een domper begon: Annet voelde zich niet lekker en besloot in het hotel te blijven, zodat wij ons gezamenlijke dagplan, een bezoek aan Yihé Yuán, het Zomerpaleis, uit arren moede met ons tweeën zijn gaan doen. En dus stapten wij voor de deur van het hotel in een taxi en 40 minuten later, 15 km verder en 73 yuen (€ 8,88) 'armer', er bij de hoofdingang van het Zomerpaleis weer uit. Hoezo druk? Hoezo veel Chinezen? Maar daar keken we aanvankelijk langs- en doorheen, want de eerste blik op Kunminghu (het Kunming meer), zo wijds, blikkerend in de zon, omzoomd door bomen en met overal op de heuvels eromheen tempels in alle kleuren en maten, is onvergetelijk. We stonden met tranen in onze ogen, alsof tóen pas werkelijk tot ons doordrong dat het echt waar is, dat we écht in China zijn. De bronzen os die vanonder een boom op de oever uitkijkt over het meer is prachtig in zijn levensechte expressiviteit, maar door de lichtval moeilijk op de foto te zetten, en als je er dan eenmaal goed voor staat is vrijwel onmogelijk om er geen vreemde hoofden gratis bij te krijgen. Wat dat betreft zijn er bijna nergens in het Zomerpaleis 'mensloze' foto's te maken, bleek al meteen toen we de Brug met de 17 bogen op liepen - 150 meter marmer met 544 verschillende leeuwenbeelden op de rand en ontelbare wandelaars op het voetpad die onveranderlijk net ik=n jouw favoriete uitzicht gaan staan.. Bij het schrijven over dit prachtige park, dat trouwens voor 2/3 uit water bestaat, kun je niet heen om de wonderschone benamingen van de plekken en gebouwen. Neem alleen al de oorspronkelijke naam van het Zomerpaleis: de Tuin van het Rimpelende Heldere Water. De brug verbindt het vasteland met het Eiland in het Zuidelijke Meer, ontstaan toen keizer Qianlong in de 18e eeuw het meer liet uitdiepen en groter maken - de Chinese keizerlijke marine oefende er onder het toeziend oog van de vorst die de verrichtingen gadesloeg vanaf de Heuvel van het Lange Leven. Op het eiland bevindt zich de Tempel van de Drakenkoning, waar in tijden van droogte tot deze afschrikwekkende godheid (zijn beeltenis is nog altijd te zien) gebeden werd om regen. Hoe maak je een keus uit de ca. 100 tempels en gebouwen, hoe groot zijn de afstanden, is het te belopen? De prachtige kaart die we hadden gekocht gaf geen uitsluitsel. Bovenaan de verlanglijst stond in elk geval de beroemde Marmeren Boot op de noordoever van de zuidmeer. We besloten de loopspieren nog even te sparen en namen de drakenbootferry - en wát een waanzinnig uitzicht heb je dan vanaf het water op de Toren van de Zoete Geur van de Boeddha die hoog boven de oever uittorent. De Marmeren Boot, ook wel bekend onder de naam Boot van Zuiverheid en Vrede, in 1755 gebouwd van massief marmer met een deels gemarmerd houten opbouw en in 1893 in opdracht van douarière Cixi, de weduwe van de keizer, gerestaureerd, fungeerde als zomerpaviljoen voor deze zeer verwende dame. Maar het 36 meter lange bouwsel stond ook symbool voor de Qing dynastie, die even onwrikbaar zou zijn als de marmeren boot. De mensenmenigte op deze plek was wat in het Engels 'daunting' heet... alsof half China hier op excursie naar toe gekomen was! Goed voor de nering van de vele souvenirshops, foto-ateliers voor mensen die zich in keizerlijk gewaad wilden laten vereeuwigen, Chinese fastfoodrestaurants (en alles gevestigd in de oorspronkelijke historische paviljoens!), maar voor ons reden om op zoek te gaan naar een iets rustiger plek. Daar kan ik kort over zijn: die was er niet. En dus stortten we ons in de wandelende massa die zich in de Lange Wandelgang, een constructie van 728 meter lang met 14.000 beeldschone, over het algemeen zeer goed geconserveerde schilderingen op de plafonds langs de oever van het meer slingert. Onderweg passeerden we paviljoens met fraaie namen als het Paviljoen met Vis en Algen, het Paviljoen van het Herfstwater, de Hal waar Wolken Worden Verdreven, het Paviljoen van Betoverende Schoonheid en zelfs een plek die Uitzicht op de Meeuwen heet. De tegen de heuvel aan gebouwde Toren van de Zoete Geur van de Boeddha, ongeveer halverwege, bleek vrij gemakkelijk via een aantal niet te steile trappen te beklimmen, met als grote beloning het imposante, 5 meter hoge verguld bronzen beeld van de Guanshiyin Boeddha, met 12 gezichten naar 3 kanten en 24 armen, staande op 9 x 999 bronzen lotusbloemblaadjes. Werkelijk een magische plek. Dat was voldoende voor deze in ieder opicht volle dag. We worstelden ons door de steeds talrijker en luidruchtiger wordende menigte naar de uitgang, wisten zelfs een stel onaangename snorders van ons af te schudden. 'Only 200 yuen, madam', als we het kaartje met het adres van het hotel lieten zien. 'I have VIP taxi' (wat betekende dat de chauffeur op een wit kanten kleedje zat...). Afdingen werkte niet of in elk geval onvoldoende, zodat we op eigen kracht, alsof we nooit anders hadden gedaan in het Chinees, langs de weg een taxi hebben aangehouden die ons voor nóg minder RMB dan op de heenweg bij ons hotel afzette. Moe maar intens blij en gelukkig waren we, en helemaal toen Annet behoorlijk bleek te zijn opgeknapt en zelfs trek had. Zodat we na een uurtje uitblazen en opfrissen richting richting stamrestaurant gingen. En de rest hebben jullie al gelezen!

Dag 5: Even in een lagere versnelling

Dag 5: Even in een lagere versnelling Na een paar dagen zo vol indrukken wilden we wel even een pas op de plaats. Niet letterlijk natuurlijk (hoewel dat voor mij werkelijkheid dreigde te worden) vanwege hielsprongklachten, die daags voor vertrek begonnen waren, en geen schoen, met of zonder gel-inlegzooltje/hieltje die me een hele dag pijnloos op de been hielden. De al jaren niet meer gedragen sandalen die ik had meegenomen bleken zó oud dat de zolen al bij de eerste stappen in de hotelkamer in stukken uit elkaar vielen. In China is goede raad, in elk geval in de vorm van vervangend schoeisel, helemaal niet duur - de plaatselijke Bijenkorf leverde me een paar vervangende sandalen voor 15 €, lekker meeverend op de pijnplek. Mission # 1 accomplished! Op het lijstje 'te doene dingen' stond ook de supermarkt in de kelder van de Bijenkorf, voor batterijen, haargel en body lotion. Fascinerend! Wat, bijvoorbeeld, zou 'Papaya Whitening Soap' voor effect hebben? En die meterslange schappen met cup noodles gaan ons later deze week nog voor keuzeproblemen stellen - we gaan er zeker een aantal halen voor de treinreis van donderdag - maar de verschillende merken Spam laten we staan, en ook de vele soorten tarwe-, rijst- en mung bean noedels, de gallons olie en de potjes waarvan de inhoud zich in veel gevallen zelfs niet laat raden. Daarmee was missie #2 ook volbracht. Omdat we aan het eind van de middag een eetafspraak hadden met het aanstaand bruidspaar en de vader van de bruidegom en zijn vrouw, besloten we per taxi alvast in de goede richting te gaan. Startpunt voor de wandeling was de weg langs het Qian Hai meer, een stukje van de 'Achterzee', een groter meer. Het bleek een liefelijke plek waar een mix van Chinezen en westerlingen aan de wandel was. Omdat we bovenop een huis een terras zagen met uitzicht over het water gingen we op zoek naar een manier om daar te komen, en bevonden ons plotseling in het hart van een 'hutong',een verzameling kleine stegen en straten met historische laagbouw van grijze steen. De hoofdstraat, Ya'er Hutong, bleek een aaneengesloten bonte verzameling leuke (en erg verleidelijke) winkeltjes. En zo kwam in ons bezit: een porseleinen theebeker met theezeef, replica's van ansichtkaarten uit de Maotijd en een aantal fraaie opschrijfboeken, zo fijn 'voor de heb'... Aan het einde van de straat moesten we linksaf, wisten we. Daar ligt de Trommeltoren,en daarachter de Klokkentoren, twee gebouwen waarvan de eerste versies uit de 13e eeuw stammen. Samen zorgden ze dat het leven in het oude Beijing ordentelijk en op tijd verliep. De bronzen klok, een 63 ton wegend gevaarte van ruim 7 meter hoog en ca. 5 meter wijd dat met een houten balk tot klinken moest worden gebracht, gaf het moment aan waarop de stadspoorten sloten, en gedurende de nacht hoeveel tijd er was verstreken. De Trommeltoren was de Big Ben van Beijing, de enorme, met koeienvel bespannen houten trommels werden elk uur geslagen, terwijl de exacte tijd waarop dat gebeurde werd bijgehouden met een waterklok. Waarbij je moet bedenken dat een kwartier in die tijd 14,4 minuten duurde en sowieso de hele Chinese tijdrekening tot de hogere wiskunde behoort. We hebben ze allebei beklommen: per toren 60 + 15 waanzinnig steile, stenen traptreden om op de buitentrans te komen, vanwaar je, als je weer op adem bent gekomen, een adembenemend uitzicht hebt over de hele stad. Omhoog is één ding maar voor Marjon, die sinds een tijdje last heeft van hoogtevrees, was het een gigantische prestatie om er ook weer van af te komen. Desensibilisatie in optima forma. De zeer verdiende beloning was thee in het theehuis onder de Klokkentoren, een historische plek waar we de enigen waren. Dat kan dus ook in Beijing. Om half zeven werden we verwacht in Lijiang Garden (op Google te vinden), een besloten restaurant waar Yunnan cuisine wordt gekookt. Voor de zekerheid had schoondochter de Chinese karakters meegestuurd met de uitnodiging. Google translator maakte daar het volgende van: 'Lijiang, de binnenplaats van zachte tijd, Xichen district, oude welvarende land, steegje nummer 18'. Gewapend met de kaart liepen we er op ons gemak naar toe door een totaal niet vercommercialiseerd deel van de hutong, passeerden een pleintje waar groepjes kinderen op straat zaten te bikkelen en drie mannen en een vrouw onder het toeziend oog van omstanders in doodse stilte mah jong speelden. Alsof we zo in een reportage van National Geographic waren gestapt. Wat een wonderlijke ervaring om in Beijing je eigen familie te treffen! We aten hotpot, weer heel anders, met name zoeter, dan die we eerder aten bij Xiabu Xiabu (zie 14/9) en namen om half tien afscheid van elkaar. De volgende ontmoeting is op 26 september, in Guilin! Het lijkt erop dat het weer de komende dagen prachtig blijft, dus morgen gaan we naar het Zomerpaleis, waar zich in het Kunmingmeer de 'marmeren boot' bevindt.