Dag 9: Met de trein naar Dàtóng

Vandaag, 20 september, we zijn nu precies een week in China, begint onze rondreis langs een aantal superhighlights, stuk voor stuk opgenomen in de Unesco World Heritage canon. We gaan deels per trein, zowel overdag als 's nachts, en hebben ook twee binnenlandse vluchten op het programma. Het tweede deel van onze Chinese avonturen eindigt op 26 september in Guilin, waar het bruidspaar ons van het vliegveld zal komen afhalen. Maar zover is het nog niet. Vandaag is het reveil om half zeven. De laatste spullen moeten nog worden ingepakt, documentatie over Datong, onze eindbestemming, nog snel van het internet geplukt en om 9 uur zullen we worden opgehaald door de lokale reisbureaumeneer of -mevrouw die ons naar de trein zal brengen. Nog voor 9-en zitten we al bepakt en bezakt en ruim voorzien van reisfoerage in de taxi en begeven we ons door de ochtendspitswaanzin naar het Beijing Western Train Station. Na 40 minuten bereiken we het supermoderne maar wel van pagodevormige daken voorziene gebouw. No-name guide haalt onze treintickets en stalt ons met bagage en al in de wachtzaal (het woord wachtkamer is hier niet van toepassing), waar we het wachten bekorten met cappuccino's voor Marjon en Annet (na het slootwater dat onder de naam koffie bij het ontbijt te tappen was zijn de meisjes hard toe aan een fatsoenlijk bakkie troost) en voor mij groene thee in een Chinese take-away theebeker, een listig ding met draagbandje en afklikbaar (en afsluitbaar) deksel met ingebouwde theezeef. Om tien voor 11 verschijnen onze trein + vertrekplatform op het bord. In treinstel 11, coupé 3 hebben we de plaatsen 9, 10 en 11, plaats 12 wordt bezet door een Chinese meneer die al snel verkast naar de buurcoupé - voor hem en voor ons wèl zo gezellig en gemakkelijk. Ons rollende huis voor de komende uren is een 'soft-sleeper', vier met keizerlijk brokaat beklede bedbanken voorzien van hoofdkussen en opgerolde dekbedden en met Chinees tapijt op de vloer. Op het tafeltje een wit kleedje en voor het raam een takje kunstprunus in een vaasje. Twee minuten te vroeg (!) sukkelt de trein het station uit. Tot onze verbazing zijn we na een kleine 40 minuten al helemaal weg uit §de stad en doemen de eerste bergen op aan de horizon. En waar bergen zijn, zijn ook tunnels: we zitten het eerste uur meer in het donker dan dat we uitzicht hebben. Maar wát we zien is van een ongekende, ruige schoonheid. Donkerbeige, grillige, aan de bovenkant begroeide rotsen zoals je ze kent van Chinese prenten, rivieren, stuwmeren, eenzame boerenbedrijfjes en zelfs hier en daar met keizerlijk geel geglazuurde pagodetjes zomaar in het landschap, maar ook enorme viaducten en wegen. Soms denken we de Chinese Muur te zien, maar wegen lijken nog net zo over de toppen van de bergen te worden aangelegd als toen die gebouwd werd. We inspecteren de WC (type hurkplee met het verzoek 'please flush bywater'), vullen de roestvrijstalen thermoskan met kokend water en maken het ons gemakkelijk. Annet doet een tukkie in het bovenbedje, wij kijken naar buiten waar het landschap na twee uren reizen plotseling vlak geworden is (hoogvlakte?). Het is agrarisch gebied met fruitboom- en wijngaarden, vergeelde en leeggeoogste maïsvelden en nieuwbouw. De eerste stop is een vrij grote stad en spoorwegknooppunt. We missen de kaart van China - we hebben geen idee waar we zijn. 13.15 uur: we lunchen met cup noodles. Mijn keuze zit volgens het plaatje vol met flinke stukken kip, shiitake en gojibessen, die van Marjon is minstens zo extra goed gevuld met enorme blokken rundvlees. Maar wij zijn geen kniesoren, het is lekker en warm en we eten IN DE TREIN ERGENS MIDDEN IN CHINA! Hoe cool is dat! Inmiddels zijn de wolken verdwenen, de zon schijnt volop op de velden en de dorre, nagenoeg kale bergen ten noorden van het spoor. Echt hard gaat het niet - we hebben alle tijd om foto's te maken. Strategisch tegen een helling gebouwd: een paleis (?), een toren, pagodes. Mijn maxizoomende camera pakt er, ondanks de behoorlijke vieze ruit, toch wat van mee - benieuwd of we erachter kunnen komen wat het was. We naderen het mijnengebied waar Dátong middenin ligt. De schoonheid van het eerste deel van het traject is weg - hier is het stoffig, kleurloos, met lelijke bakstenen oud- en nieuwbouw, zowel woonhuizen als fabrieken. We vermoeden dat hier verwerkt wordt wat er in de buurt uit de grond gehaald wordt. Kolen, vooral. Een kerncentrale met maar liefst 8 koeltorens en schoorstenen die allemaal rook uitbraken, maar ook een okergele moskeekoepel, vele malen hoger dan de bebouwing eromheen. Een echt station met een naam in leesbare letters! Zhangjiakou heet het hier, gespeld als Zhang Jia Kou Nan, vier karakters. Daarbuiten: meer onafzienbare lelijkheid. 'Er is werkelijk niets gezelligs aan', zegt Marjon. We speuren naar dieren, maar verder dan wat geiten, een varken, een kudde geschoren schapen en duiven op de electriciteitsdraden komen we niet. Alleen de treurwilgen langs het spoor binnen de bebouwde kom doen nog een beetje denken aan gisteren. Ook dit is China. 15.45: nog anderhalf uur tot we in Dàtóng arriveren. Gele, lichtblauwe en witte wilde bloemen op de glooiende hellingen waar het spoor zich doorheen slingert! Hier heeft de natuur het, althans op het oog, weer even van de mens gewonnen. In elk geval lijkt er een soort harmonie tussen wild en gecultiveerd te bestaan. Het is een wonderlijk landschap, met ondiepe, geërodeerde canyons waar her en der vee graast en aan de rand van de maïsvelden vogelverschrikkers staan - houten staketsels met afgedankte kledingstukken, maar zonder hoofd. Zien we echt lemen huisjes? We zijn ze voorbij voor we er erg in hebben. De kleur van het landschap doet denken aan Afghanistan... althans, zoals we dat op tv zien - verschillende tinten geelbruin, en alles is nog vlakker van kleur doordat de zon weer weg is. Ongelofelijk hoe snel zo'n treinreis van 6 uur voorbijvliegt, terwijl het tempo echt niet hoog ligt. Terwijl de trein opnieuw een station binnenrijdt, Tian Zhen, gaan we onze spullen bij elkaar zoeken en gaan de sokken weer uit en de schoenen aan. In het gangpad wordt het tapijt opgerold. Het einde van de reis nadert! Dàtóng is niet de meest aansprekende stad, to say the least. De buitenwijken zijn slums, de wijk rondom het station is een verzameling rotzooierige winkeltjes, en zodra je daar 1 kilometer vandaan bent, lijkt de halve stad achter schuttingen te staat waarachter enorme flatgebouwen verrijzen terwijl de oorspronkelijke hutong-achtige bebouwing voortvarend wordt gesloopt. Nee, dan ons hotel... Dàtóng International is een kolos met vele honderden kamers. In de wijdse lobby met marmeren vloer en veel chique goudbeslag zit op een verhoging in het midden een meisje piano te spelen vanaf haar iPad. Onze kamer op de 7e verdieping heeft een fascinerend uitzicht op een blinde muur, geen wifi op de kamer en vooral bijna geen licht - twee bedlampen en een spaarlamp op het bureau. Maar wel 2 keiharde, kingsize bedden, 4 sprinklers en een rookmelder, dàt dan weer wel. Na een hele dag sporen en met de zware bagage eerst vele trappen af en daarna evenzovele weer op om het station uit te komen is dat niet helemaal wat we hadden gehoopt en verwacht. Maar morgenochtend vertrekken we al op 7.45 uur, dus erg veel last zullen we er niet van hebben. Nu snel naar de lobby om dit verhaal te uploaden en even naar buiten om een hapje te eten, en vroeg slapen! Note to self: straks een kaart van China downloaden in de lobby, waar we wel wifi hebben.

Reacties

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!